De geschiedenis van de Franse film

Rond 1888 maakte een in Engeland wonende Fransman, Louis Aimée Augustin Le Prince, waarschijnlijk het eerste filmpje ter wereld. Hieronder kun je dat filmpje bekijken.

Al snel daarna maakten de broers Auguste en Louis Lumière furore met de nieuwe uitvinding. In 1895 vertoonden ze voor het eerst voor een betalend publiek een film, in Parijs. Natuurlijk zag het er toen allemaal nog anders uit dan nu, het was een zwart-wit film, zonder geluid. Meteen na de eerste voorstelling liep het storm, en kwamen duizenden mensen op de bewegende beelden af. De onderwerpen van films in die tijd waren vooral alledaagse dingen zoals kinderen, paardrijden en de kust, in documentairevorm gefilmd. In de begindagen kwam tachtig procent van de mondiale filmproductie uit Frankrijk. Taalbarrières waren er toen nog niet, de films waren immers zonder spraak.

In 1902 ging Georges Méliès de film als kunstvorm gebruiken, hij combineerde trucs uit de wereld van de illusionisten en de film, in de eerste science-fiction film: Le voyage dans la lune (zie hiernaast). Er zijn helaas verder weinig films uit die tijd die het tot vandaag de dag overleefd hebben. Vaak werden filmrollen hergebruikt, en het materiaal was nog niet erg duurzaam. Steeds vaker werd er ook door een orkest ter plekke in de filmzaal of filmtent filmmuziek bij de films ten gehore gebracht.

Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog kwam de Franse productie nagenoeg stil te liggen. Het materiaal waar films van gemaakt werden was te kostbaar, alle grondstoffen werden gebruikt voor de productie van wapens en materieel. Zo kon het gebeuren dat tijdens deze oorlog de Amerikanen op hun beurt met tachtig procent van de wereldproductie de grootste filmproducenten werden.

Na de Eerste Wereldoorlog herleefde de Franse filmindustrie, onder andere door de opkomst van nieuwe genres en politieke maatregelen. Zo moest in 1928 een op de zeven vertoonde films in Frankrijk een Franse film zijn. Aan het eind van de jaren ’30 kwam de gesproken film het Franse filmlandschap voorgoed veranderen. In 1929 waren er nog slechts 20 filmzalen met geluid, in 1931 waren het er al 1.000, en in 1937 zelfs ruim 4.000. Ook de bezoekersaantallen stegen evenredig. In deze periode was Jean Renoir een van de belangrijkste Franse filmregisseurs. Zijn film La grande illusion werd genomineerd voor de Oscar voor beste film en was gedurende enige tijd een van de bekendste Franse films.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog daalden de bezoekersaantallen – evenals de productie – echter weer flink. Na de oorlog was het dan ook de Amerikaanse filmindustrie die opnieuw de overhand had. De grote bloei van deze industrie uitte zich in een groot aantal genres, zoals de westerns en musicals, die ook het Franse publiek naar de bioscoop trokken. De tegenvallende resultaten in de filmindustrie van Frankrijk zetten de overheid ertoe aan maatregelen te nemen. Al in 1946 werd het Centre National de la Cinématographie gesticht, dat de Franse filmindustrie moest ondersteunen. Niet veel later werd ook op de prijs van het bioscoopkaartje een belasting geheven die ten goede kwam aan de Franse filmindustrie. Vanuit de Franse filmindustrie werd sindsdien vaker samengewerkt met het buitenland, wat resulteerde in een groot aantal co-producties met onder andere Italiaanse en Belgische filmmakers. Ook het jaarlijkse filmfestival van Cannes, dat voor het eerst in 1946 plaats vond, diende de Franse filmindustrie te ondersteunen.

Niet onvermeld mag verder de Nouvelle Vague blijven, een filmvernieuwing rond de beginjaren ‘60, in reactie op de commercialisatie van films en de invloed van producenten op filmregisseurs. Deze beweging werd ingezet door een groepje filmrecensenten rondom het blad Cahiers du Cinéma, onder meer Alain Resnais, Jean-Luc Godard en Claude Chabrol. Als allereerste film in deze beweging wordt vaak À bout de souffle (1960) van Godard genoemd, maar de beweging kende een aantal voorlopers waarvan Et Dieu créa la femme (1956) de belangrijkste is. Belangrijke kenmerken van Nouvelle Vague films zijn de breuk met allerhande cinematografische wetten, zoals een losse cameravoering, geknip middenin scènes, rechtstreeks in de camera kijken, in het algemeen minder gekunstelde beelden, om kort te zijn kwam het erop neer dat de film als aparte kunstvorm gezien moest worden. Het kon dus bijvoorbeeld niet zijn dat een boekverfilming slechts een vertaling van tekst naar beeld was. Een regisseur moest zijn eigen visie op film en de wereld in een film verwerken. Dit laatste kreeg bekendheid onder de noemer auteurstheorie. Je moest in een film de hand van de meester kunnen zien. De Nouvelle Vague heeft ook vandaag nog uitwerkingen op de Franse en internationale cinema.

Na een crisis aan het begin van de jaren ‘80, begint de Franse film aan een wederopstanding, vooreerst vooral in eigen land. De kracht van de Franse film blijkt dan uit de grote verscheidenheid. Op verschillende vlakken zijn er uitblinkers, die zich baseren op het werk van hun voorgangers. Een aantal regisseurs uit de Nouvelle Vague tijd maakt nog steeds films, maar ook acteurs worden belangrijker voor het aanzien van de Franse film. Na Yves Montand, Louis de Funès, Alain Delon, Brigitte Bardot, Jean-Paul Belmondo en anderen, zijn het dan acteurs als Gérard Depardieu, Daniel Auteuil, Catherine Deneuve, Isabelle Huppert en Isabelle Adjani die in binnen- en buitenland bekend worden. De uitreiking van de jaarlijkse Césars vanaf 1976 (de Franse Oscars), helpt ook mee om het aanzien van de Franse film te versterken.

Tegenwoordig is de Franse filmindustrie behalve de Bollywood-industrie de enige die nog een tegenwicht biedt tegen de wereldwijd overheersende Amerikaanse filmindustrie. In Frankrijk is men nog altijd waakzaam tegenover deze Amerikaanse dominantie. Vanaf de kant van Hollywood is er echter ook veel interesse voor Frankrijk als filmland, wat te zien is in voor Franse begrippen discutabele zaken als co-producties. Zo kwam er behoorlijk wat kritiek op de Frans-Amerikaanse productie Un long dimanche de fiançailles van Jean-Pierre Jeunet, onder andere omdat de Amerikaanse filmproducent Warner Bros. er aan meewerkte.

Hoewel de Franse film in Nederland tegenwoordig vooral bekend staat als praatfilm, komen er de laatste jaren geregeld grote producties in Nederland uit, die ook grote populariteit kennen. Voorbeelden hiervan zijn Amélie, Être et avoir, Bienvenue chez les Ch’tis, La vie en rose en Coco avant Chanel. Grootste recente succes van de Franse film wereldwijd is de film La vie en rose, een verfilming van het leven van Édith Piaf, waarvoor actrice Marion Cotillard de Oscar voor beste actrice in ontvangst mocht nemen.